Site pictogram Tim Bouwhuis

Reisverslag Oeganda: zomer 2016

Van 29 juli tot 8 Augustus 2016 mocht ik als lid van de tienergroep van de Christengemeente te Hardinxveld-Giessendam afreizen naar Oeganda, om daar op het Oegandese platteland onze zustergemeente te bezoeken. Het werd een fantastische reis, en een persoonlijk verslag is hieronder terug te vinden:

Een nuchtere Nederlander zou gewoon stoppen. Zoniet Charles, onze Oegandese chauffeur gedurende de talloze bustripjes door het Afrikaanse landschap. Vijf personen vulden een bank die voor een man of drie, hooguit vier gemaakt was, en het bospaadje waar we overheen reden was overduidelijk niet gemaakt voor twintig Nederlanders in een wit busje. Het deerde Charles niet.

En zo kon het voorkomen dat de Oegandese prairie op zondagmorgen 31 juli werd opgeschrikt door een groep tieners uit de Christengemeente te Hardinxveld-Giessendam. Met smart keken we uit naar de ontmoeting met de Adipala deelgemeente. Hier hadden we zo lang voor gewerkt, hier hadden we zo lang naar uitgekeken. Na een lange vliegreis (met een tussenstop in Kigali, de hoofdstad van Rwanda) en een al even lange reisdag door Oeganda waren we veilig gearriveerd in het hotel waar we vijf nachten zouden doorbrengen. We hadden alleen nog maar gereisd, maar wat hadden we al veel gezien. We verblijven in een compleet andere wereld. Een wereld waar we aan de linkerkant van de weg rijden. Een wereld waar de diepe greppels aan de kant van de weg soms gevuld zijn met afval. Een wereld waar mensen langs de kant van de weg staan en zitten, ze zijn er ‘gewoon’. Waar wij als Nederlanders vaak zo druk zijn van de ene naar de andere afspraak te komen, lijken zij alle tijd te hebben. Die tijd hebben ze omdat tijd voor hen lang niet zo belangrijk is. Het belangrijkste is (over)leven; goede scholing voor de kinderen, onderdak, (schoon) drinkwater en hygiëne zijn behoeften en prioriteiten die daar kort op volgen.

En door dat land reden we, terwijl ons hoofd zich al vulde met deze en andere indrukken. En toen Charles ons busje door de bush manoeuvreerde, waren we al getekend door wat we hadden gezien. De meeste kinderen langs de kant van de weg hadden nog nooit een blanke gezien, maar wij waren nog nooit zo bewust uit onze Westerse comfortzone gestapt. Toen we bij de deelgemeente arriveerden, sloeg alle verwondering bij velen om in pure emotie. Ons busje sloeg een zijweggetje in, dat ons zicht gaf op een hartverwarmend tafereel: tientallen mannen en vrouwen en kinderen stonden ons op te wachten, en deden dat met een blijdschap en uitbundigheid die voor ons volledig nieuw was. Het busje kwam langzaam tot stilstand, een soort erehaag passerend, en wij waren met stomheid geslagen. We werden immers echt koninklijk onthaald, en we hadden toch alles verwacht behalve dat….

Die bewuste morgen waren we samen één kerk. Over de verschillen tussen onze gemeenten zou ik een boek kunnen volschrijven, maar een preek en een prachtige gelijkenis dichtte de kloof en maakte ons tot een eenheid. De cultuurshock was groot, maar door het geloof lag onze focus gelijk. En dat maakte die zondagmorgen tot een groot feest. Want wat was de wijze waarop we behandeld werden toch onwerkelijk voor de meesten onder ons. Op een verhoging stonden stoelen voor ons klaar, er werd voor ons gezongen en gedanst en als we lunchten deden we dat vóór de rest van de gemeenschap.

Als ik vooruit spring naar vier á vijf dagen later, toen we het verblijf in de Adipala-gemeente evalueerden, kan ik de vinger direct leggen op het woord dat de Oegandese zustergemeenschap het best karakteriseert. Gastvrijheid, met een hoofdletter G. Ja, deze Oegandese broers en zussen gaven ons alles, terwijl ze niets hadden. Gedurende enkele dagen kregen wij heerlijk te eten, werden onze handen gewassen, en als wij weg waren aten de mensen daar de resten op van een maaltijd die zij zich normaliter niet kunnen veroorloven. Dat was voor ons soms lastig, want met minder voedsel hadden we meer dan graag genoegen genomen (zeker toen we op één dag zes keer aten…). Ook als er weer eens ergens twintig stoelen klaarstonden, klonken er binnen de groep soms wat ongemakkelijke geluiden. Was dit nu echt nodig? Het antwoord is een volmondig ja. Waarom? Omdat dit niet alleen was wat de Oegandezen deden, maar ook wat ze waren. Het welkom dat wij kregen, de manier waarop we behandeld werden; het is ingebed in hun cultuur, en onze overwegend individualistische, Westerse denkpatronen konden dat niet altijd even goed verwerken.

Maar deze indrukken zetten ons wel aan het denken, en de meesten konden bij de reflectie beamen dat ze geleerd hadden van de Oegandese gastvrijheid. De ander voorop zetten is in onze cultuur soms bijna vreemd, maar in Oeganda kwam het over als een vanzelfsprekende gewoonte. Gezien de weelde die ons leven hier in Nederland tekent zou het eigenlijk eerder andersom moeten zijn…

We hebben nog iets belangrijks mogen zien op onze reis naar Oeganda. Vooraf hadden we twee belangrijke doelen opgesteld. Enerzijds streefden we naar culturele interactie en uitwisseling. Ondanks de vele verschillen durf ik te stellen dat we daarin geslaagd zijn. Het was zo bijzonder voor ons de mensen van de Adipala-kerk te leren kennen, met als absoluut hoogtepunt misschien wel de overnachting bij de mensen thuis. Deze overnachting vond plaats in twee-of drietallen. Ieder groepje werd begeleid door iemand van PAG (de lokale kerkelijke organisatie die het programma en de logistiek voor ons regelde: zonder deze geweldige mensen had onze reis niet eens plaats kunnen vinden), en ieder groepje kwam thuis met haar eigen verhaal en haar eigen ervaringen. Ratten op de slaapzak, luide gebeden om drie uur in de nacht, rijst met kip als ontbijt; het ene verhaal overtrof het andere in excentrieke waarde. Wat mij echter het meest is bijgebleven is de opmerking van onze tolk van PAG, die ongeveer het volgende zei: ‘de meeste mensen die naar Oeganda komen, komen even snel als ze weer gaan. Ze blijven in de stad, en zien eigenlijk niet hoe het hier echt is. Maar jullie, jullie vertrouwen ons, jullie komen in onze huizen, en geven ons de eer jullie gastheren te mogen zijn’. Dit maakte erg veel indruk, want het liet zien hoe ontzettend blij en gezegend deze mensen waren dat wij bij hen langs wilden komen. Andersom was het voor ons ontroerend te zien hoeveel gastvrijheid, liefde en zorg deze mensen (wederom) tentoonspreidden. Misschien wel het meest ontroerende voorbeeld: één van de mensen van PAG reisde een kilometer of 15 á 20 om een zaklampje naar één van ons toe te brengen, dat was blijven liggen na de overnachting…

Een tweede doel omvatte het bekijken en steunen van de lopende projecten binnen de lokale kerk. De Nederlandse organisatie Tear, die Peter Trommel had afgevaardigd als onze enerverende, iconische reisleider, ondersteunt in Oeganda de ontwikkeling van het zogeheten ‘Pep Program’. Dit programma biedt de lokale gemeenschap handvaten om zelf te onderzoeken hoe zij in haar levensonderhoud kan voorzien. Gedurende ons verblijf op het Oegandese platteland bezochten wij diverse locaties die door het Pep Program verrijkt waren. Zo had iemand een sinaasappelboomgaard met ongeveer 400 bomen kunnen opzetten, terwijl een ander een waterpomp met een speciale zoutfilter voor veilig water runde. Maar, zo was de vraag van tevoren vaak, geven jullie geen geld? Gaan jullie daar niets bouwen? Nee, dat was niet de insteek van deze reis. En waar ik van tevoren de twijfels die mensen hadden bij deze aanpak soms deelde, ben ik tijdens ons verblijf in Oeganda echt overtuigd geraakt van de redenatie achter de werkwijze van het Pep Program. Wanneer je mensen in ontwikkelingslanden enkel geld geeft, dan worden ze van jouw schenkingen afhankelijk. Het geld komt tegemoet aan hun noden op de korte termijn, maar als de steun vanuit het Westen wegvalt blijven de mensen in de periferie met niets achter. Zo niet in dit geval, want het geld dat in het Pep Program wordt gestoken heeft lange termijneffect, omdat het de mensen helpt zelfstandiger, intellectueler en meer zelfvoorzienend te worden. De mensen die wij ontmoetten in de lokale gemeenschap waren niet weerloos; ze hadden geleerd iets op te bouwen, en hadden door onze steun en door hun eigen verdiensten krachtige hoop voor de toekomst.

Als ik terugkijk, ben ik dankbaar. Dankbaar voor de vreugde, de kracht en de trots die de Oegandezen met ons konden delen. Dankbaar voor de overweldigende, prachtige natuur. Dankbaar voor de manier waarop wij als groep van tieners en begeleiders steeds dichter naar elkaar konden toegroeien. Dankbaar voor een vergroot besef van wat gastvrijheid inhoudt en in zou moeten houden, en dankbaarder voor een reëel beeld van wat het echt inhoudt om in armoede te leven. Dankbaar dat de rijke harten van de Oegandezen toonden dat er geen toekomst zit in het lege materialisme dat ons Westerse leventje vaak kenmerkt. En tenslotte, dankbaar dat deze fantastische reis onze ogen een stukje verder kon openen.

N.B. het originele stuk in Word kent andere en meer foto’s, maar omdat ik op deze site geen foto’s van boven de 2 mb kan downloaden, is de versie hier visueel enigszins aangepast. Wil je de oorspronkelijke versie graag zien, laat het dan gerust even weten:)

Mobiele versie afsluiten