Voor dwars interviewde ik twee grote filmliefhebbers, die hun stem lieten horen over een misschien wat ongewoon onderwerp: tegendraadse, of, zo je wilt, dwarse cinema. Het idee van mijn artikel was de filmgeschiedenis door te gaan aan de hand van rebellen, outlaws in een door Hollywood gedomineerde filmwereld. Welke regisseurs sloegen andere paden in en brachten zo vernieuwing en verandering? En met welke ogen kijken we daar vandaag de dag naar?
Terwijl nieuwe Netflix Originals talloze bingewatchers opzadelen met een alsmaar drukker weekschema, zijn vraag en aanbod zodanig op elkaar afgestemd dat het woord ‘bioscoop’ niet eens meer hoeft te vallen. In zo’n tijden loont de zoektocht naar een ander verhaal, een verhaal waarmee we de grenzen van het welbekende Hollywood kunnen verkennen. We gaan terug in de tijd, op zoek naar films die uitdaging brachten, tegen de stroming ingingen. Twee cinefielen vertellen wat dwarse cinema voor hen betekent. Waarom zijn juist deze films het bekijken waard?
Het ligt in eerste instantie voor de hand te stellen dat we ons voor het vinden van goede dwarse films in ieder geval buiten Hollywood moeten begeven. Eigenzinnige cinema floreert immers het beste als er ruimte is voor creativiteit, voor de verwerping van bestaande conventies. Of niet? Sam Roggen, mandaatassistent Film en Visuele Cultuur aan de Universiteit Antwerpen, zoekt en vindt zijn voorbeelden van onconventionele, tegendraadse cinema juist ook binnen Hollywood. Hij legt uit hoe jonge filmmakers in de loop van de jaren veertig en vijftig konden gaan experimenteren binnen de grenzen van een vastomlijnd studiosysteem. Zij leerden het vak door toe te werken naar de beheersing van een specifiek genre (bijvoorbeeld de western of de roadmovie). Later kregen ze dan de kans om een duidelijke eigen stempel op hun werk te drukken.
Lees het volledige artikel op de website van dwars
Dit artikel verscheen ook in het 114e boekje van dwars, dat hier (ook) in pdf-vorm is terug te vinden