Inleiding stuk
In december 2015 en januari 2016 volgde ik een cursus die geheel in het teken stond van Augustus, die tussen 27 v Chr. en 14 A.D. keizer was van het Romeinse rijk. De nadruk lag op concepten als beeldvorming en propaganda, die o.a. tot uiting kwamen in de wijze waarop Augustus zijn macht legitimeerde. De strekking van mijn eindpaper is dat Augustus als keizer een gepolijst imago handhaafde, dat in sterk contrast stond met de excessen die hij beging ten tijde van de burgeroorlog, toen hij nog Octavianus heette. Zodoende beargumenteer ik dat keizer Augustus een gemaskerde persoonlijkheid was, en dat hij zijn schaduwzijden gestructureerd wist te verbloemen.
Interesse? Het hele stuk is hieronder te vinden.
Excessen van een modelkeizer
Was de verheerlijkte Augustus een gemaskerde persoonlijkheid?
De verhevene. Il princeps. Brenger van de Pax Augusta. Imperator en eerste keizer van het Romeinse Rijk. Hersteller van de res publica. Deze en andere benamingen zijn van toepassing op Augustus, de man die de geschiedenisboeken inging als een van de drie modelkeizers van het Romeinse Rijk.[1] Onderzoeken richten zich vaak op Augustus’ verdiensten op politiek, economisch, sociaal en cultureel gebied. Ook is er frequent aandacht voor de wijze waarop Augustus zijn macht legitimeerde, en voor de vraag of hierbij al dan niet sprake was van gerichte propaganda. Wat hierbij opvalt is dat de beeldvorming over Augustus overwegend positief is. Schaduwzijden worden wel benoemd, maar meestal slechts zijdelings. Dit paper zet zich af tegen deze positieve beeldvorming. Uitgangspunt is hierbij de vraag in hoeverre Augustus een gemaskerde persoonlijkheid was; een keizer die zich beter voordeed dan hij in werkelijkheid was. Bij het uitwerken van deze vraag wordt uitgegaan van de hypothese dat dit negatieve beeld van Augustus conform de werkelijkheid is. Daartoe zal in de eerste plaats gekeken worden naar een aantal primaire bronnen en secundaire werken, waarin negatieve eigenschappen en militaire excessen van Augustus naar voren komen. Hierbij zal aandacht zijn voor de betrouwbaarheid van deze verslagen. Kunnen de negatieve beschrijvingen als waarheidsgetrouw worden opgevat, of is er sprake van ongegronde beweringen? In de tweede plaats wordt getracht te reconstrueren hoe Augustus omging met zijn schaduwzijden. Gaf hij ze toe of verbloemde hij ze? Loog hij of had hij voldoende auctoritas om zijn positieve verdiensten te doen prevaleren? Hierbij wordt ingegaan op de duidelijke verschillen tussen de persoonlijkheid van Augustus voor en na het principaat (27 v Chr.). We zien hoe Augustus’ persoonlijkheid na 27 v Chr. een duidelijke transformatie ondergaat, en proberen deze te verklaren. Omdat dit gedeelte van het paper ingaat op de inzichten van Augustus zelf, wordt frequent gebruik gemaakt van de Res Gestae. Deze inscriptie werd opgeleverd bij de dood van Augustus in A.D. 14, en is geschreven door de princeps zelf. De Res Gestae is eigenlijk één lange lofzang op Augustus’ verdiensten, maar wie tussen de regels doorleest, bemerkt omissies, fouten en onvolledigheden. Zodoende valt het middenstuk uiteen in een primair beschrijvend gedeelte en een analyserend gedeelte. Het analyserende gedeelte kent twee significante vragen, die gebruikt worden om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Na de uitwerking van deze twee vragen volgt een resumerende conclusie.
Wanneer we ons richten op Augustus’ excessen en negatieve eigenschappen, wordt duidelijk dat deze in twee categorieën onderverdeeld kunnen worden. In de eerste plaats beging Augustus, met name gedurende de periode van de civil wars, een aantal militaire excessen en humanitaire wreedheden. In de tweede plaats kan Augustus in een negatief voetlicht gezet worden door zijn laffe karakter en zijn zwakke gesteldheid. Voordat deze twee aspecten nader aan de orde komen, volgt een klein stukje geschiedenis. Toen Augustus keizer werd, begon de periode van vrede waar het Romeinse volk zo lang naar gesnakt had. De Pax Augusta was echter alleen verwezenlijkt middels een hevige burgeroorlog, waarin menig burger het leven had gelaten.[2] Na de dood van Julius Caesar in 44 v Chr. vervolgde Octavianus als eerste de moordenaars van zijn vader; toen zij gesneuveld waren, richtte hij zijn pijlen op Marcus Antonius, die door zijn alliantie met de Egyptische koningin Cleopatra een bedreiging voor de res publica was geworden. Daarnaast rekende Octavianus tussen 44 en 27 c Chr. af met een aantal andere bedreigingen. Hij streed succesvol tegen het Parthenrijk, en overwon Sextus Pompeius, de laatste Romeinse veldheer die zich openlijk tegen Octavianus verzette. Tot zover lijkt Octavianus’ strijd gerechtvaardigd; als erfgenaam wreekt hij zijn adoptievader, en hij richt zich tegen de personen die de Republiek bedreigen. Kijken we echter naar de manier waarop, dan stuiten een aantal zaken flink tegen de borst. Zo kunnen er vraagtekens gesteld worden bij de legitimiteit van Octavianus’ strijd. De Res Gestae, waarover we later nog uitgebreid komen te spreken, opent met niets minder dan de mededeling dat Octavianus een privéleger oprichtte.[3] Dit wapenfeit kan, zeker met de militaire gruwelen die volgden, enkel via een politieke claim gerechtvaardigd worden. En die had Octavianus: het herstellen van de res publica. De vraag is of deze claim terecht was, of dat zij een façade vormde voor het vestigen van praktische alleenheerschappij. Later in dit paper zal deze vraag weer komen bovendrijven, nu zal er aandacht zijn voor Octavianus’ militaire excessen. Zo vervolgde hij op meedogenloze wijze de moordenaars van zijn vader. Na de executie van Brutus, de belangrijkste samenzweerder tegen Caesar, plaatste Octavianus zijn hoofd als zoenoffer vóór een Caesarbeeld. Brutus’ familie verzocht om een begrafenis, waarna Octavianus Brutus’ hoofd verder aan de vogels liet. Simultaan liet hij een vader en zoon dobbelen om hun leven; de ene moest sterven, de ander behield het leven.[4] In de jacht op Caesars moordenaars hanteerde Octavianus een beruchte proscriptielijst. Iedereen die op deze lijst stond was vogelvrij verklaard, en kon zonder pardon gedood worden. Octavianus’ jacht naar gerechtigheid bracht hem zelfs tot het verraden van vroegere vrienden, waaronder Cicero en zijn jeugdleraar Toranius.[5] Ook in de latere strijd tegen Marcus Antonius beging Octavianus een aantal wreedheden. De zoon van Marcus Antonius en Cleopatra werd zonder genade uit de weg geruimd.[6] Bij de stad Nucia was een monument opgericht voor de gevallenen van Antonius’ leger. Op het monument stond het opschrift ‘zij stierven voor de vrijheid’. Augustus legde voor deze tekst een hoge boete op, en toen de inwoners deze niet konden opbrengen, verdreef hij hen van huis en haard.[7] In 40 c Chr. nam Octavianus Perugia in. Hier had Lucius (de broer van Marcus Antonius) zich verschanst. Octavianus heeft volgens de overlevering geroepen dat er in dit dorp gestorven moest worden (moriendum esse) en negeerde burgers die zichzelf vrijpleitten of om genade smeekten. Ook zou hij op de Iden van Maart (de sterfdag van Caesar) 300 senatoren en leden van de ridderstand hebben laten afslachten.[8] Dat Augustus zelf stelt dat hij ontsnapte slaven voor hun straf aan hun meesters overhandigde, krijgt een nare nasmaak als je weet dat hij 6000 andere slaven liet kruisigen.[9] De interessantste verhalen zijn misschien wel te mooi om waar te zijn. Een man van de ridderstand die tijdens een vergadering aantekeningen maakte werd verdacht van spionage en ter plekke omgebracht. Een secretaris die vertrouwelijke informatie had doorgespeeld werd de benen gebroken. Een praetor hield een schrijftafeltje onder zijn toga. Octavianus zag het aan voor een zwaard en probeerde op de pijnbank een betekenis van de praetor af te dwingen; tijdens deze handeling stak Octavianus hem eigenhandig de ogen uit, voordat hij gedood werd.[10] De kritische lezer is geneigd deze verhalen direct als fabeltjes te betitelen. Toch zegt het wel wat dat deze verhalen in de Augustus van Suetonius genoemd worden. Suetonius geldt als een van Augustus’ belangrijkste biografen. Ook de gruwelen bij Perugia worden door de bronnen bekrachtigd. Interessant is dat zelfs de ferm pro-Augusteïsche schrijver Velleius Perugia niet ontkent. Hij schrijft de begane gruwelen echter toe aan de bloedlust van Octavianus’ soldaten, zodat hij de princeps zelf kan vrijpleiten.[11] In het licht van de andere verhalen uit die tijd lijkt het echter onwaarschijnlijk dat Octavianus geen enkele hand in deze voorvallen gehad heeft. En zelfs al zou dit het geval zijn, Octavianus kan verantwoordelijk gesteld worden voor de gruwelen die zijn soldaten begingen.
Enkele voorbeelden van de manieren waarop Augustus omging met zijn familieleden bekrachtigen de assumptie dat de keizer geen aangename persoonlijkheid was. Zijn dochter Julia werd na onzedelijk gedrag verbannen naar een eiland, zijn onfortuinlijke adoptiezoon en potentiële opvolger Agrippa Postumus gedroeg zich vreemd en ongepast, met als direct gevolg dat hij hetzelfde lot als Julia onderging.[12] Augustus betitelde zijn drie nakomelingen als etterbuilen en kankergezwellen, en wenste dat hij kinderloos gebleven was.[13] Het lot van zijn familieleden liet Augustus dus tamelijk koud. Toen zijn geliefde rechterhand Agrippa stierf in 12 v Chr., dwong Augustus Tiberius (de man die hem uiteindelijk zou opvolgen) te scheiden van Agrippa’s dochter, met wie Tiberius gelukkig getrouwd was. Hierna trouwde Tiberius Julia (Agrippa’s weduwe), wat Augustus maar al te goed uitkwam.[14] Zelf nam Augustus zijn huwelijk met Livia ook niet al te nauw; het gerucht gaat dat zij hem zelfs aan jonge maagden hielp.[15] Aldus had Augustus zelf talrijke affaires, terwijl hij andere mannen tot zelfdoding dwong wanneer ze overspel pleegden met gehuwde vrouwen.[16] Wanneer we Augustus’ persoonlijkheid in een breder perspectief beschouwen, komen ook zijn laffe karakter en zwakke gezondheid aan het oppervlak. Augustus presenteerde zichzelf als een militaire vedette, maar in werkelijkheid was hij een tamelijke lafaard, die het gevaarlijke werk graag aan zijn naaste vertrouwelingen overliet. Het gerucht gaat dat hij zich bij de eerste slag tegen de moordenaars van zijn vader had verborgen in laagland. Dit gerucht is echter niet ontkend door Agrippa en Maecenas, zijn belangrijkste rechterhanden en primaire aanwezigen.[17] Het was Marcus Antonius die het werk deed bij Philippi; vanuit meerdere bronnen valt te lezen dat Augustus ziek was bij deze gelegenheid, als ook bij vele latere gelegenheden.[18] Na Philippi ging het gerucht dat Augustus er geweest was, ‘but the joy that many felt was misplaced’.[19] Dit geeft goed weer hoe er op dit gebied, in deze tijd, over Augustus gedacht werd. Later bevond Augustus zich weer op het randje van de dood: toen in 23 v Chr. de graanvloten niet dreigden te arriveren, en een hongersnood ophanden was, wilde de keizer bijna zelfmoord plegen. Hij had zijn ring reeds aan Agrippa overgedragen.[20] Over de slag bij Actium conflicteren verschillende verhalen; een glorieuze Vergilius zet Octavianus glorieus op de boeg van zijn schip, terwijl andere bronnen een Octavianus beschrijven die zich kotsmisselijk en zeeziek onderin het schip bevindt.[21] In het licht de hiervoor genoemde verhalen ligt het voor de hand de tweede versie van het verhaal voor waar aan te nemen. [22] Augustus’ gezondheid wordt immers in diverse bronnen als fragiel beschreven. Zijn zwakke lichaamsbouw en slechte weerstand maakten hem extra vatbaar voor de ziektes die hem parten speelden.[23]
Hoe ging Augustus om met zijn schaduwzijden? Deze vraag is zeer breed, en kan meerdere aspecten belichten. Zo kan een assumptie luiden dat Augustus na 27 c Chr. propaganda en gunstige beeldvorming inzette om zijn imago te polijsten. Dit paper gaat echter niet uitgebreid in op Augustus’ religieuze en culturele programma’s, en zodoende is voor een zorgvuldige onderbouwing op dit vlak ook geen ruimte. Wat we wel kunnen doen, is kijken naar Augustus’ persoonlijkheid. Op dit gebied is geen bron waardevoller dan de Res Gestae Divi Augusti.[24] Kijkende naar wat Augustus persoonlijk verdraait en niet noemt in zijn Res Gestae, kan een beeld geschetst worden van de zorgvuldigheid waarmee Augustus negativiteit naar de achtergrond verdringt. Zo weigert Augustus door de gehele Res Gestae heen zijn vijanden bij naam te noemen. Brutus en Cassius zijn ‘murderers of my father’, Marcus Antonius is de ‘tyranny of a faction’. Het effect is in Augustus’ voordeel: door zijn vijanden niet te benoemen doet hij het voorkomen alsof er louter een overwinnaar is; de verliezende partij wordt gewoonweg uit het collectieve geheugen geschrapt.[25] Ook zien we hoe een overdreven positief beeld op de inscriptie prevaleert. Augustus schonk de burgers graan en geld, de soldaten land en het rijk vrede.[26] De Res Gestae bevat talloze referenties naar vredesverdragen en eden, onder de pretentie dat de overwonnen volken deze volledig vrijwillig zijn aangegaan.[27] Augustus’ meest slinkse werkwijze kunnen we herkennen in de manier waarop hij trachtte de traditionele natuur van zijn macht te rechtvaardigen.[28] Iedere associatie met het dictatorschap diende vermeden te worden; dergelijke hubris was Caesar immers fataal geworden.[29] Daartoe weigerde Augustus tal van ambten, waaronder het dictatorschap en het eeuwig consulschap.[30] Zodoende was zijn potestas beperkt, maar door zijn weidstrekkende auctoritas ontving hij alle mogelijke speelruimte van de Senaat. Het dictatorschap was in theorie afwezig, maar in praktijk duidelijk aanwezig.[31] Ook de jacht op Caesars moordenaars werd van een legitieme lading voorzien. Het oorlogstribunaal, gevestigd in 43 v Chr., was echter niet meer dan een schijnvertoning; alle beschuldigden waren al lang het land uit gevlucht.[32]
Een andere belangrijke vraag die zich opwerpt is de volgende: als de Res Gestae dan zo vol staat met omissies en fouten, kan Augustus dan een leugenaar genoemd worden? Jazeker, luidt het onverbloemde antwoord.[33] Maar, zouden velen opmerken, de Res Gestae vormden toch een publieke inscriptie? Daarop zou je toch geen leugens zetten? Wellicht, maar toch bevat de inscriptie een grote hoeveelheid zaken die niet strookt met de werkelijkheid.[34] Augustus spaarde, zo zegt hij, de levens van alle mensen die om genade vroegen, maar de bronnen vertellen ons een ander verhaal.[35] Het lijkt er eerder op dat mensen wel om hun leven moesten smeken, om niet zonder pardon afgemaakt te worden.[36] Ook de ‘pacificaties’, terug te lezen in Res Gestae 26, zijn een regelrecht eufemisme voor de werkelijke agressie tegen andere volken die tentoongespreid werd.[37] Van ‘universal consent’ aangaande zijn heerschappij was ook geen sprake.[38] Het argument dat Augustus sommige dingen gewoon vergeten was gaat hierbij niet op. Augustus onthield alles heel goed, maar enkel op de door hem gewenste manier. Vanuit de periode van de civil wars liet hij zoveel mogelijk bewijsschriften verbranden, en verbood hij verdere publicatie van Senaatsgeschriften.[39] De Octavianus van de civil wars was immers een ander mens dan de Augustus van na 27 c Chr.[40] Vrijwel niemand verwoordt het beter dan Seneca: ‘Augustus was moderate and merciful, but that was,..,after having reddened the Actian Sea with Roman Blood-after…smashing his fleets and those of his enemy in Sicily; and after,…,the human sacrifices and proscriptions at Perusia.[41] Na 27 c Chr. had Augustus de ruimte zijn imago te polijsten. In de chaotische tijden die daaraan vooraf gingen kon hij dat niet, en het lijkt erop dat we toen de man achter het masker zagen. Deze assumptie wordt bevestigd door niemand minder dan Augustus zelf. Hij was het die op zijn sterfbed de volgende woorden in zijn mond nam: ‘Heb ik mijn rol in de komedie die het leven heet goed gespeeld’?[42] Met andere woorden: Heb ik mijn schaduwzijden gedurende de keizerlijke periode goed verbloemd?
Het antwoord op deze vraag kan wederom kort maar krachtig geformuleerd worden. Ja, Augustus wist zijn schaduwzijden glorierijk te verbloemen. Na 27 v Chr. verwerd Augustus tot modelkeizer, en ontving hij de genade van een lang leven.[43] De Romeinen waren content met de rust die hij had doen terugkeren, ook al was het de rust van een politiek kerkhof.[44] Tijdens zijn keizerlijke periode leek Augustus in niets meer op de Octavianus van de civil wars. Het volk had geen reden hem te haten; hij had immers vrede gebracht en de res publica hersteld. Wie verder kijkt ziet echter meer; het contrast tussen een man die zijn nakomelingen haat en tegelijk als vroom familieman naar buiten treedt; een man die het huwelijk bevordert maar zelf overspel pleegt. Een man die via een ingenieus uitgedacht cultureel en religieus programma zijn volk kanaliseerde en achter zich schaarde (al dan niet te definiëren als propaganda). Voor een uiteenzetting van de wijze waarop Augustus dit deed is in dit paper geen ruimte. Zij heeft zich beperkt tot het benoemen van Augustus’ schaduwzijden, zijn militaire excessen en negatieve kanten. Een groot aantal van deze schaduwzijden kunnen voor waar worden aangenomen. Door de standplaatsgebondenheid van primaire auteurs dienen natuurlijk wel vraagtekens gesteld te worden bij de betrouwbaarheid van extreem negatieve beoordelingen en, als vanzelfsprekend, bij geruchten. De belangrijkste excessen zijn echter in meerdere bronnen geboekstaafd. De Res Gestae spreken daarnaast, voor wie tussen de regels doorleest, van een sterk selectief geheugen van de princeps. Negatieve zaken worden naar de achtergrond verdrongen of regelrecht ontkend. Dit gegeven ondersteunt het idee dat Augustus een transformatie heeft ondergaan, een transformatie waarin voor schaduwzijden geen ruimte meer was. Rond 27 v Chr. voltrok deze transformatie zich; Octavianus stierf en Augustus werd geboren. Dit paper bevestigt en versterkt de hypothese dat Augustus een gemaskerde persoonlijkheid was; een acteur die wist hoe hij moest regeren, maar in de weg naar die heerschappij zijn ware gezicht had laten zien.
[1] A. van Hooff, ‘Wandaden van de verheerlijkte Augustus-de schaduwzijden van een modelvorst’, Hermeneus 86-2 (2014) 63-68,168.
[2] K. Galinsky, Augustus: Introduction to the Life of an Emperor (Cambridge 2012) 85. R.Ridley, The Emperor’s Retrospect: Augustus’ Res Gestae in Epigraphy, Historiography and Commentary (Leuven 2003) 92.
[3] Dio 46.46 (Vertaling: Carey 1917). Res Gestae 1-2 (Vertaling: Brunt en Moore 2011).
[4] Suet. Aug. 13 (Vertaling: Rolfe 1914). Galinsky, Augustus, 32,35-36. Van Hooff, ‘Wandaden van de verheerlijkte Augustus’, 66.
[5] Suet. Aug. 27 (Vertaling: Rolfe 1914). Galinsky, Augustus, 36. Van Hooff, ‘Wandaden van de verheerlijkte Augustus’, 65.
[6] Van Hooff, ‘Wandaden van de verheerlijkte Augustus’, 67. Suet. Aug. 17 (Vertaling: Rolfe 1914).
[7] Ibidem, 64-65. Suet. Aug. 12 (Vertaling: Rolfe 1914).
[8] Ibidem, 66-67. D. Earl, The Age of Augustus (Londen 1968) 37. Galinsky, Augustus, 36.
[9] Res Gestae 25.1 (Vertaling: Brunt en Moore 2011)., Ridley, The Emperor’s Retrospect, 81.
[10] Van Hooff, ‘Wandaden van de verheerlijkte Augustus’, 68. Suet. Aug. 27 (Vertaling: Rolfe 1914).
[11] Ibidem, 66-67. Vell. Pat. 74 (Vertaling: Shipley 1924).
[12] Ibidem, 67-68. Galinsky, Augustus, 126.
[13] Suet. Aug. 65 (Vertaling: Rolfe 1914).
[14] Earl, The Age of Augustus, 178. Dio 54.31.2 (Vertaling: Carey 1917).
[15] Earl, The Age of Augustus, 191-194.
[16] Suet Aug. 67, 69 (Vertaling: Rolfe 1914).
[17] Earl, The Age of Augustus, 33.
[18] Van Hooff, ‘Wandaden van de verheerlijkte Augustus’, 66. Galinsky, Augustus, 32. Plin. Nat. 7.148 (Vertaling: Rackham 1938). Ridley, The Emperor’s Retrospect, 167-168. Earl, The Age of Augustus, 33. Suet. Aug. 28 (Vertaling: Rolfe 1914). Dio 53.30.1-2 (Vertaling: Carey 1917).
[19] Earl, The Age of Augustus, 34.
[20] Ridley, The Emperor’s Retrospect, 101. Plin. Nat. 7.149 (Vertaling: Rackham 1938).
[21] Galinsky, Augustus, 33-34.
[22] Bijvoorbeeld: Ibidem, 91. Plin. Nat. 7.147-50 (Vertaling: Rackham 1938).
[23] Earl, The Age of Augustus, 192.
[24] Augustus, Res Gestae Divi Augusti: ‘The Achievements of the Divine Augustus’, Vertaling: P.A. Brunt en J.M.Moore (Oxford 1969).
[25] Ridley, The Emperor’s Retrospect, 125, 236-237. Res Gestae 1-2,25.1,27.3 (Vertaling: Brunt en Moore 2011). Van Hooff, ‘Wandaden van de verheerlijkte Augustus’, 63.
[26] Res Gestae 13,15-16 (Vertaling: Brunt en Moore 2011).
[27] Res Gestae 26-33 (Vertaling: Brunt en Moore 2011).
[28] Ridley, The Emperor’s Retrospect, 227.
[29] Dio 54.1 (Vertaling: Carey 1917). Ridley, The Emperor’s Retrospect, 100.
[30] Res Gestae 5 (Vertaling: Brunt en Moore 2011). Ridley, The Emperor’s Retrospect, 76-77.
[31] Res Gestae 7,34 (Vertaling: Brunt en Moore 2011).
[32] Galinsky, Augustus, 32. Van Hooff, ‘Wandaden van de verheerlijkte Augustus’, 66. Dio 46.48-49 (Vertaling: Carey 1917). Ridley, The Emperor’s Retrospect, 166. Res Gestae 2 (Vertaling: Brunt en Moore 2011).
[33] Ridley, The Emperor’s Retrospect, 159.
[34] Ibidem, 234-235.
[35] Res Gestae 3 (Vertaling: Brunt en Moore 2011). Ibidem, 170.
[36] Res Gestae 3.1 (Vertaling: Brunt en Moore 2011). Ibidem, 170.
[37] Res Gestae 26.3 (Vertaling: Brunt en Moore 2011). Ibidem, 151.
[38] Ibidem, 221. Res Gestae 34.1 (Vertaling: Brunt en Moore 2011).
[39] Galinsky, Augustus, 63,180.
[40] Ridley, The Emperor’s Retrospect, 159. Galinsky, Augustus, 32.
[41] Galinsky, Augustus, 63. Seneca Cl., 1.11.1 (Vertaling: Basore 1928).
[42] Van Hooff, ‘Wandaden van de verheerlijkte Augustus’, 68. Galinsky, Augustus, 177. Suet. Aug. 99 (Vertaling: Rolfe 1914).
[43] Van Hooff, ‘Wandaden van de verheerlijkte Augustus’, 67-68.
[44] Ibidem, 68.
Een uitstekend historisch verantwoord geschrift. Augustus verhulde zijn ambities en je kon NOOIT op zijn oprechtheid vertrouwen ( Gibbon)
Dank voor het lezen:)