Tijdens het Wereldkampioenschap Voetbal 2022 (20-11 <-> 18-12) hoop ik iedere dag uit te lichten wat mij opvalt op en rondom het veld. Wapenfeiten, tactische beslissingen, politieke kanttekeningen; in Kolder in Qatar bekijk ik dit al op voorhand historische toernooi door mijn persoonlijke lens. Vandaag de voorbeschouwing en daarmee direct deel #1: “Moeten we eigenlijk wel kijken?”
“Ik ben migrantarbeider”
Het is vergeefse moeite om te proberen in een enkele column alle voor-en tegenargumenten in de grote Qatar-discussie op een rijtje te zetten. Vanochtend nog voelde de Zwitserse FIFA-voorzitter Gianni Infantino (volgens velen “Infantilo” na een beschamend toneelstukje eerder dit jaar) zich naar eigen zeggen “Qatari”, “gay”, “Arabier”, “gehandicapt” én “migrantarbeider”. Alleen daarover kun je met wat inzet al een boek schrijven, wat ik een paar maanden terug overigens oprecht overwogen heb. Niet over de curieuze uitspraken van vandaag natuurlijk, maar wel over de westerse (/Nederlandse) beeldvorming rond het al op voorhand historische toernooi, dat na de langste voorbeschouwing ooit dan ‘eindelijk’ op het punt van beginnen staat.
De huiskamer als arena
Om een lang verhaal kort te beginnen: ja, ik ga (wel) kijken. De afgelopen maanden heb ik met veel interesse de talrijke discussies gevolgd die de controversiële keuze voor gastland Qatar heeft opgeroepen. De politieke dimensie van dit WK voetbal bleek niet alleen een gedoodverfd gespreksonderwerp voor Jinek of Vandaag Inside. Omwille van Qatar zijn kroegen en huiskamers veranderd in arena’s. Voor al uw morele bezwaren. En vooral dat laatste is opvallend, want juist in het beoogde ‘vrije’ westen (en daarmee in ons kikkerlandje) worden veel politieke discussies normaliter beslecht met voorspraak op de ‘keuze’ (het zelfbeschikkingsrecht) van het individu.
Het collectief tegen het individu
Al tijdens de Corona-periode viel mij op dat het tegenovergestelde misschien wel net zo vaak waar is. Als er in prominent aangezwengelde discussies in de (Tweede) Kamer, de belangrijkste kranten en talkshows en/of op social media door genoeg invloedrijke stemmen wordt geredeneerd vanuit een beoogd collectief (het land, de Nederlandse burger of ideale [westerse]wereldburger), wordt het voor individuen die zich op hun persoonlijke vrijheid beroepen ineens een stuk lastiger om de discussie te ‘winnen’. Nederlanders die zich beriepen op een collectief moreel appel om je te laten vaccineren stonden zo tegenover Nederlanders die aanspraak wilden houden op hun persoonlijke vrijheid. In theorie is dat raar, want in veel andere discussies zouden dezelfde Nederlanders die kritisch waren op vaccinweigeraars net zo goed op de bres gaan staan voor persoonlijke vrijheid. Het gaat er in dit geval dus om dat het groepsbelang zwaarder weegt dan het appel op de vrije keuze van het individu.
Boycot van de beeldbuis
In de Qatar-discussie gaat het prominent om de vraag of we eigenlijk wel moeten kijken. Dat is logisch, want het ultieme gebaar dat voor een westerse voetbalkijker uit het collectieve standpunt (“Dit WK is moreel verwerpelijk”) voortkomt, is een tijdelijke boycot van de eigen televisie. Zelf sta ik hier anders in. Het lijdt geen enkele twijfel dat de ‘keuze’ voor Qatar onder hoogst dubieuze omstandigheden tot stand is gekomen, dat de stadionbouw op een hachelijke manier is doorgezet en dat de politieke en sociaal-maatschappelijke structuur van de Qatarese maatschappij langs de westerse meetlat ligt. Toch kies ik er niet voor dit te uiten via een boycot van de beeldbuis, en wil ik al helemaal niet aan anderen gaan vertellen dat ze dat moeten doen.
Corrupte geschiedenis
De ellende begint wat mij betreft bij de FIFA, die een toernooi toewijst aan een land dat daar (los van de controversiële stemprocedure) in principe niet geschikt voor is. Tijdens de WK’s van Zuid-Afrika (2010) en Brazilië (2014) kleurde Nederland volledig oranje, terwijl de stadions en trainingscomplexen in meerdere gevallen grensden aan arbeiderswijken of favela’s. De corrupte werking binnen de FIFA werd decennia terug al kritisch belicht door de Britse journalist Andrew Jennings (1943-2022), en momenteel liggen op mijn nachtkastje twee boeken over de ‘FIFA-maffia’. De vraag of een mooie sport verpest mag worden door een slechte gastheer is dus zeker niet uitsluitend voorbehouden aan gastland Qatar in 2022.
Inside Qatar
Ik kies ervoor om te kijken, ‘natuurlijk’ omdat ik van voetbal houd, maar ook omdat ik niet denk dat ik iets oplos als ik mijzelf dat plezier onthoud. Als ik dacht dat ik concreet iets oploste door mijn televisie uit te laten, had mijn afweging er anders uitgezien. Dat ik kijk, neemt niet weg dat ik me niet moreel verantwoordelijk voel om zo goed mogelijk te beseffen en te begrijpen in wat voor land het toernooi wordt afgewerkt. Wel ben ik in dat licht een beetje klaar met landgenoten (d.w.z. met hun uitspraken) die het hoogste morele woord hebben als het op Qatar aankomt terwijl ze zich nooit zelf in het land verdiept hebben, er nooit geweest zijn (ik ook niet, daar niet van) en, dat vooral, waarschijnlijk nauwelijks met Qatar bezig zouden zijn geweest als er geen WK was georganiseerd. Wie (vanuit een westerse bril, dat óók in dit geval wel) wil lezen hoe er in het land zoal aan toe gaat, ook in de marge van de stadions en de luxehotels, raad ik van harte aan om het boek Inside Qatar van de Britse antropoloog John McManus aan te schaffen. Ik heb mezelf in ieder geval voorgenomen om na de laatste nabeschouwing van de dag regelmatig nog even een hoofdstukje te lezen.